De Wet zeggenschap lichaamsmateriaal (Wzl) wordt aangepast om de regels voor het gebruik van lichaamsmateriaal in de zorg te verduidelijken en te verbeteren. De Wzl regelt onder andere dat lichaamsmateriaal, zoals bloed of een verdachte moedervlek, dat wordt afgenomen tijdens medische behandelingen of vrijwillig wordt afgestaan voor biobanken, zorgvuldig wordt beheerd. Dit lichaamsmateriaal kan gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek. De wet bepaalt wanneer toestemming nodig is voor het gebruik van lichaamsmateriaal en wanneer dit zonder toestemming mag, mits de donor goed is geïnformeerd en geen bezwaar maakt. De voorgestelde aanpassingen van de wet zullen vaker toestaan dat lichaamsmateriaal zonder expliciete toestemming gebruikt kan worden voor wetenschappelijk onderzoek, op voorwaarde dat donoren geïnformeerd zijn en geen bezwaar hebben gemaakt. Deze wijzigingen moeten ervoor zorgen dat er meer lichaamsmateriaal beschikbaar komt voor onderzoek en dat beheerders, zoals biobanken, minder tijd kwijt zijn aan administratieve taken. Daarnaast wordt het voor donoren duidelijker wanneer toestemming nodig is en wanneer zij bezwaar kunnen maken. Reageren kan nog tot 22 juli a.s.
Consultatie Wetsvoorstel zeggenschap lichaamsmateriaal (internetconsultatie.nl)
Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat medische gegevens van Nederlandse patiënten digitaal uitgewisseld kunnen worden tussen zorgverleners in verschillende Europese landen via het Nationaal Contactpunt voor eHealth (NCPeH-NL). Hierdoor kunnen zorgverleners in het buitenland toegang krijgen tot essentiële medische informatie van Nederlandse patiënten, wat bijdraagt aan de kwaliteit van zorg en de kans op medische fouten verlaagt. Patiënten moeten hiervoor wel expliciet toestemming geven. Het wetsvoorstel is van belang voor patiënten, hun vertegenwoordigers, zorgaanbieders, zorgverleners en leveranciers van IT-producten en -diensten in de zorg. Het wetsvoorstel regelt de wettelijke taak en de grondslagen voor de gegevensverwerking door het NCPeH-NL. Reageren kan nog tot 2 augustus a.s.
Consultatie Wetsvoorstel Nationaal Contactpunt voor eHealth (NCPeH-NL) (internetconsultatie.nl)
Met deze regeling wordt een speciaal regime voor micro zorgaanbieders geïntroduceerd. Via dit nieuwe regime komen nadere regels voor het inrichten en gedeeltelijk openbaar maken van een beperkte jaarverantwoording. Dat houdt in dat micro zorgaanbieders vanaf boekjaar 2024 kunnen kiezen voor het gedeeltelijk openbaar maken van een beperkte jaarverantwoording. Ook wordt de openbare vragenlijst voor alle kleine, middelgrote en grote zorgaanbieders ingekort en verder versimpeld. Verder wijzigt de bijlage bij de Uitvoeringsregeling Wtza om de vergunningsplicht uit te breiden. Deze veranderingen verlagen de administratieve lasten voor zorgaanbieders van alle groottes, wat bijdraagt aan een efficiëntere en effectievere administratie binnen de zorgsector. Reageren kan nog tot 26 juli a.s.
Klager is aangehouden met een alcoholpromillage van 2,369% (bijna 5 glazen). De psychiater, die in opdracht van het CBR onderzoek doet naar alcoholmisbruik, stelt na een kort onderzoek de diagnose alcoholmisbruik. Klager klaagt erover dat de diagnose te snel en zonder voldoende vragen is gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts aan de daaraan te stellen eisen voldoet, wordt volgens de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege getoetst aan een aantal criteria: volledigheid van feiten, methodologie, onderbouwing, bronnen, en deskundigheidsgrenzen. Het tuchtcollege vindt dat het rapport niet voldoet aan de eisen van vakkundigheid en zorgvuldigheid. De psychiater heeft niet volgens de richtlijnen gericht doorgevraagd naar het drinkpatroon en omstandigheden van alcoholgebruik van de klager. Het college verklaart de klacht gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op vanwege gebrek aan zorgvuldigheid en professionele interesse.
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:50 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5813
De psychiater heeft een derde deskundigenrapport opgesteld in een langlopende letselschadeprocedure na een ongeval. Zij concludeert dat klager vermoedelijk een paranoïde persoonlijkheidsstoornis heeft, die niet het gevolg is van het ongeval. Klager betwist de werkwijze en de conclusies van de psychiater. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond. De psychiater had volgens het tuchtcollege een goede onderzoeksopzet en methode, maar zij verwoordde haar bevindingen op een manier die niet objectief was en vervormde feiten. Dit heeft geleid tot de schijn van vooringenomenheid en onzorgvuldigheid, wat in strijd is met de beroepsnormen. Daarnaast maakte de psychiater in haar rapportage een niet onderbouwde stap van een ‘vermoedelijke persoonlijkheidsstoornis’ naar een diagnostische conclusie “persoonlijkheidsstoornis”. Het tuchtcollege weegt dat extra nu deze diagnose een bepalende rol had bij het doel waarvoor het onderzoek was aangevraagd. Volgens het tuchtcollege heeft de psychiater zich onvoldoende reflectief en leerbaar opgesteld. Daarom legt het college de maatregel van berisping op.
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:52 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5663
Klaagster verwijt de huisarts dat hij zich bij onderzoeken seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaarde de klacht ongegrond omdat niet kon worden vastgesteld dat de huisarts seksueel grensoverschrijdend jegens klaagster had gehandeld. Klaagster en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) stellen beroep in bij het Centraal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de verklaringen van klaagster consistent en betrouwbaar zijn en hecht daar meer waarde aan dan aan de ontkenningen door de huisarts. Volgens het Centraal Tuchtcollege is het aannemelijk dat de huisarts zich seksueel grensoverschrijdend heeft gedragen, waarbij bovendien sprake is van een patroon in het gedrag van de huisarts. Het Centraal Tuchtcollege legt de huisarts de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op en ontzegt hem het recht tot wederinschrijving.
De instelling waar de verpleegkundige heeft gewerkt, dient een klacht in tegen de verpleegkundige. Volgens de instelling heeft de verpleegkundige zich seksueel grensoverschrijdend gedragen tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd. Ook klaagt de instelling over dat de verpleegkundige medicatie heeft ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt aan de verpleegkundige de maatregel van schorsing op voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes voorwaardelijk. De verpleegkundige is van deze beslissing in beroep gekomen. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht gegrond is, en dat de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel passend en geboden is.
ECLI:NL:TGZCTG:2024:109 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2165
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) krijgt mogelijk meer flexibiliteit in de afhandeling van verplichte meldingen van calamiteiten, geweld in de zorgrelatie en ontslag wegens disfunctioneren, zoals voorgesteld in het wijzigingsbesluit Uitvoeringsbesluit Wkkgz. Deze maatregel moet de IGJ in staat stellen haar toezichtcapaciteit effectiever in te zetten, zonder afbreuk te doen aan de veiligheid of kwaliteit van zorg. De KNMG steunt deze flexibiliteit, mits de afhandeling transparant, controleerbaar en navolgbaar blijft, om rechtszekerheid voor artsen te waarborgen.
Nieuwsbericht KNMG 13 juni 2024
Uit onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) blijkt dat de toepassing van dwang in de zorg variabel is en vaak niet volgens de Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd) gebeurt. In de geestelijke gezondheidszorg is meer aandacht nodig voor gedwongen ambulante zorg. Volgens de IGJ zijn veel zorgverleners zich bewust wanneer een handeling onder dwang valt. Ook worden maatregelen soms generiek toegepast, in plaats van individueel afgewogen. Verder ontbreken vaak cliëntenvertrouwenspersonen of weten cliënten niet bij wie ze terecht kunnen. De IGJ adviseert onder andere verdiepende scholing te organiseren, ook voor zzp’ers en uitzendkrachten. De IGJ blijft extra toezicht houden met de strategie: "Gedwongen zorg: terughoudend en zorgvuldig."
Nieuwsbericht Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd 20 juni 2024
De universitair medische centra (umc's) van Nederland hebben met het ministerie van VWS afgesproken dat zij de zorg voor patiënten met aangeboren hartafwijkingen (AHA) onderbrengen in twee nauw samenwerkende netwerken. In de afspraken staan kwaliteit, continuïteit en toegankelijkheid van de zorg voor patiënten centraal. De centra gaan uniforme kwaliteitseisen en eenduidige uitkomstparameters formuleren en er zal een consistente registratie en permanente evaluatie plaatsvinden. Dit gebeurt in samenspraak met de medisch specialisten, IGJ en patiëntenorganisaties.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.