Delen via

Dossiers

Praktijkdilemma's

  • Ben ik als arts verplicht om hulp te verlenen in een vliegtuig?

    Casus

    Volgende week ga ik met het vliegtuig op vakantie naar het buitenland. Stel dat tijdens mijn vlucht of vakantie iemand onwel wordt, ben ik dan verplicht om hulp te verlenen? En geldt dan ook het beroepsgeheim?

    Advies

    U bent verplicht om in noodsituaties of bij calamiteiten in ieder geval, en voor zover dat mogelijk is , eerste hulp te verlenen. Deze verantwoordelijkheid heeft u ook buiten werk- of diensttijd en geldt ook in het buitenland en in het vliegtuig. 

    Daarnaast bent u altijd gehouden aan uw beroepsgeheim. Dit geldt ook als u (nood)hulp verleent tijdens een reis. Vraagt de vliegtuigmaatschappij u om een verslag van uw handelingen, dan mag u dat niet zomaar verstrekken. Dit mag alleen met toestemming van de patiënt, op grond van een wettelijk voorschrift of als er sprake is van een conflict van plichten.  

    Toelichting

    Welke hulp verstrekt u?
    Als BIG-geregistreerde arts bent u verplicht om in noodsituaties of bij calamiteiten in ieder geval, en voor zover dat mogelijk is, eerste hulp te verlenen. Deze norm volgt uit de KNMG-Gedragscode voor artsen en uit jurisprudentie1. Deze plicht geldt ook buiten werk- of diensttijd en in het buitenland.

    Welke hulp u precies verstrekt, hangt af van verschillende factoren, zoals de aard van het trauma of de ziekte, uw bekwaamheid als arts en de mogelijkheden ter plaatse. Met andere woorden: u heeft de ruimte en de verantwoordelijkheid om een professionele afweging te maken. Daarbij kunt en moet u drie dingen tegen elkaar afwegen: uw eigen bekwaamheid, de spoedeisendheid en de aanwezigheid van betere alternatieven voor uw hulpverlening.

    Als u deze norm voor het verlenen van eerste hulp in noodsituaties of bij calamiteiten niet nakomt, kan dit voor u tuchtrechtelijke gevolgen hebben. Uit jurisprudentie volgt dat de Wet BIG in beginsel ook van toepassing is als een arts  in het buitenland een hulpvraag krijgt2. Hoe het tuchtcollege oordeelt, hangt af van de specifieke situatie. In dit oordeel neemt het tuchtcollege ook mee wat de lokale wet- en regelgeving en gebruiken zijn.

    Artsen die niet meer praktiserend zijn
    Bent u als arts, na verval van uw herregistratie, niet meer BIG-geregistreerd, bijvoorbeeld omdat u gepensioneerd bent? Dan mag u geen handelingen meer verrichten die verbonden zijn aan de beroepstitel. Ook gelden de rechten en plichten van het beroep arts niet meer voor u. Dit betekent dat u geen eerste hulp hoeft te verlenen in noodsituaties en bij calamiteiten.

    Wel heeft u als niet praktiserend arts, net als elke burger, de plicht om iemand in levensgevaar te helpen. Mocht er bij een calamiteit of noodsituatie geen BIG-geregistreerde arts aanwezig zijn, dan moet u zelf afwegen of u, gelet op uw bekwaamheid en uw plicht als burger, in deze specifieke situatie al dan niet de nodige hulp kunt bieden.

    Beroepsgeheim na verlening van noodhulp
    Als u als arts (nood)hulp verleent aan een patiënt, komt er een behandelingsovereenkomst tot stand. Dit geldt ook als u ad hoc iemand behandelt, bijvoorbeeld in een vliegtuig. Als gevolg hiervan zijn de patiëntenrechten en -plichten uit de WGBO van toepassing. Dit betekent onder andere dat u verplicht bent om in uw eigen administratie verslag te doen van de behandeling. Dit verslag is ten eerste bedoeld voor de patiënt zelf en ten tweede voor u als arts.

    Heeft u noodhulp verleend in een vliegtuig en vraagt de vliegtuigmaatschappij u daarna om een verslag? Dan kunt u dit niet zomaar geven. U bent namelijk altijd en overal gehouden aan uw beroepsgeheim. Ook voor doorbreking van het beroepsgeheim gelden op reis, zo ook in een vliegtuig, dezelfde regels.

    Werkwijze bij een informatievraag
    Heeft de vliegtuigmaatschappij u gevraagd om een verslag van uw handelingen? Vraag dan eerst welke specifieke informatie de maatschappij nodig heeft en voor welk doel. Met het antwoord hierop kunt u achterhalen of er een grond is om uw beroepsgeheim te doorbreken. Zo komt u mogelijk te weten of er sprake is van een wettelijke verplichting, bijvoorbeeld volgens de Wet publieke gezondheid of de Wet op de lijkbezorging.

    Is  er geen wettelijke verplichting? Vraag dan toestemming aan de patiënt om gegevens over hem met de vliegtuigmaatschappij te delen. Geeft de patiënt die toestemming niet of is het niet mogelijk om deze te vragen? Dan kunt u het beroepsgeheim mogelijk doorbreken als er sprake is van een conflict van plichten. Dit kunt u slechts in zeer uitzonderlijke gevallen doen.

    De afweging of er sprake is van een conflict van plichten en u het beroepsgeheim al dan niet mag doorbreken, moet u zelf maken. Vragen die u daarbij kunnen helpen en die u uzelf in ieder geval moet stellen, zijn:

    • Is alles in het werk gesteld om toestemming tot doorbreking van het beroepsgeheim te verkrijgen?

    • Levert het niet-doorbreken van het beroepsgeheim een ander ernstige schade op?

    • Is er geen andere weg dan doorbreking van het beroepsgeheim om het probleem op te lossen?

    • Is het vrijwel zeker dat door de geheimdoorbreking de schade aan de ander kan worden voorkomen of beperkt?

    • Verkeert u als arts in gewetensnood door het handhaven van de zwijgplicht?

    • Wordt het beroepsgeheim zo min mogelijk geschonden?

    Meer informatie


    1 CTG Den Haag 19 augustus 2010, C2009/237, ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0528.

    2 CTG Den Haag 19 augustus 2010, C2009/237, ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0528.

      1. Moet ik iets doen met informatie over een patiënt die ik van een ander heb gekregen? 

        Casus

        In de afgelopen periode ben ik als huisarts diverse keren gebeld door een vrouw, die vindt dat ik haar buurman moet helpen. De betreffende buurman is een 80-jarige patiënt van mij. Debuurvrouw zegt dat de verwardheid van haar buurman toeneemt. Volgens haar loopt hij regelmatig in zijn pyjama op straat en weet hij de weg naar huis dan niet meer. Zij maakt zich zorgen en vindt dat ik iets met haar informatie moet doen.

        Wat moet ik hiermee aan? Mag ikhet verhaal vande buurvrouwalleenaanhoren of mag ik ook met haar over mijn patiënt spreken? En wat zet ik dan in het dossier van de patiënt?

        Advies

        Als arts krijgt u van anderen soms waardevolle informatie over uw patiënten. Als goed hulpverlener zult u naar aanleiding hiervan soms ook in actie moeten komen. Maar belangrijk is dat u dan rekening houdt met uw beroepsgeheim en geen informatie over de patiënt prijsgeeft. Dit geldt des te meer als de andere persoon geen vertegenwoordiger is van de patiënt en de patiënt geen weet heeft van de melding.

        Door met een betrokken buurvrouw over een patiënt te spreken kan de vertrouwensrelatie met die patiënt onder druk komen te staan. Het is belangrijk om dat te voorkomen. Het is verder aan uw eigen professionele oordeel wat u met de informatie doet en hoe u deze in het dossier noteert.

        Toelichting

        Soms kunnen mensen uit de omgeving van een patiënt hun zorgen over die patiënt bij u uiten. Dat valt te prijzen, zeker als een patiënt forse gezondheidsproblemen heeft en zich daarmee niet tot u wendt of kan wenden. Informatie en betrokkenheid van buren kunnen zelfs onmisbaar zijn om als goed hulpverlener uw verantwoordelijkheid te nemen. Daarom is het belangrijk dat u zich niet afsluit voor hun informatie.

        Maar ook als u buren of andere informanten aanhoort, bent u gehouden aan uw beroepsgeheim. Dat kan moeilijk zijn, zeker als de informant ook vragen aan u stelt (‘Heeft u meneer onlangs nog gezien?’) of informatie verschaft die bij u een reactie ontlokt (‘Dat heb ik niet geadviseerd.’). Door te antwoorden of anderszins te reageren, verstrekt u al snel informatie over uw patiënt waarvoor hij strikt genomen toestemming had moeten geven. Dat is in principe niet toegestaan. U mag alleen informatie aan een informant verschaffen als de patiënt daarmee heeft ingestemd of als de informant de officiële vertegenwoordiger is van de patiënt. In dit geval is de buurvrouw geen vertegenwoordiger en bent u als arts dus strikt gehouden aan uw beroepsgeheim.

        Hoe te handelen?

        Probeer te voorkomen dat u ondanks de goed bedoelde intenties van een buurvrouw in een lastige positie verzeild raakt. Het luisteren naar anderen moet niet leiden tot schade aan de arts-patiëntrelatie. Vraagt u de informant daarom zo spoedig mogelijk of de patiënt weet heeft van de melding. En bekijk of er wellicht een gesprek samen met de patiënt en buurvrouw kan worden georganiseerd. Wijst u de informant er ook op dat het in de regel moeilijk is om iets met de informatie te doen, als u als arts niet met de patiënt mag bespreken wat u heeft gehoord en van wie de informatie afkomstig is. Geef aan dat u zo nodig zaken in het medisch dossier van de patiënt moet noteren. Overigens noteert u dat niet als feit, maar als ‘informatie afkomstig van een derde’. Als de patiënt dan inzage vraagt in het dossier, kan hij zelf zien wat er door wie is gezegd. Openheid is wenselijk en in ieders belang.

        Stappen nemen of niet?

        Het is aan uw eigen professionele oordeel of u met de verkregen informatie stappen onderneemt richting de patiënt. Dat geldt ook voor het maken van aantekeningen in het dossier. Laat u zich door de informant niet verleiden tot het doen van uitspraken of u wel of geen maatregelen neemt; het is aan u om dat te beslissen. U kunt de informant, afhankelijk van de situatie, wel uitnodigen om later nog eens te bellen. Ook kunt u zijn telefoonnummer noteren, voor als u in de toekomst meer informatie nodig heeft.

      2. Heb ik toestemming van de patiënt nodig om informatie aan een zorgverzekeraar te verstrekken voor een machtigingsaanvraag?

        Casus

        Als huisarts heb ik een patiënt met ernstig depressieve klachten verwezen naar een eerstelijnspsycholoog. Op de machtigingsaanvraag voor de zorgverzekeraar heb ik vermeld dat behandeling door een psycholoog noodzakelijk is. Nu vraagt de zorgverzekeraar aanvullend om meer informatie. Heb ik toestemming van de patiënt nodig om deze informatie aan de zorgverzekeraar te verstrekken?

        Advies

        Als u namens een patiënt een aanvraag indient bij de zorgverzekeraar voor een machtiging tot het verlenen van zorg, dan mag u alleen gezondheidsgegevens verstrekken als de patiënt daarvoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. 

        Toelichting

        Als een arts namens de patiënt een aanvraag indient bij de zorgverzekeraar voor een machtiging (toestemming voor het verlenen van zorg ten laste van ziektekostenverzekering), mag hij alleen met uitdrukkelijke toestemming van de verzekerde medische informatie meesturen.1 De zorgverzekeraar mag die gegevens dan gebruiken voor het beoordelen van de aanvraag. Als de zorgverzekeraar weet of kan vermoeden dat de arts daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming van de patiënt heeft gekregen, dan mag de zorgverzekeraar deze gegevens niet verwerken voor de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.   

        Als de medisch adviseur van de zorgverzekeraar vragen heeft over de informatie die u heeft verstrekt, kan hij u vragen om een toelichting. Daarvoor hoeft u niet opnieuw toestemming te vragen aan de patiënt, behalve als onvoldoende aannemelijk is dat de eerder gegeven toestemming ook geldt voor het verstrekken van deze aanvullende informatie.  

        Als een arts de machtiging heeft aangevraagd, informeert de zorgverzekeraar die arts en/of de patiënt over de uitkomst van de aanvraag en stuurt hem de machtiging of afwijzing toe.  

        Heeft de patiënt zelf de aanvraag ingediend? Dan mag de medisch adviseur van de zorgverzekeraar alleen medische informatie bij zijn arts opvragen als de patiënt daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven.

        Zorgverzekeraars mogen aan een verzekerde met een privacyverklaring GGZ géén tot de diagnose herleidbare gegevens vragen ten behoeve van een machtiging.   

        Het is raadzaam om bij een verwijzing waarvoor een machtiging van de zorgverzekeraar nodig is, de toestemming van de patiënt te vragen voor de noodzakelijke gegevensverstrekking aan de zorgverzekeraar. Alleen gegevens die noodzakelijk zijn in het kader van de betreffende machtigingsaanvraag mogen worden verstrekt. Mocht de patiënt die toestemming niet verlenen, dan mag de arts de informatie niet verstrekken en moet de patiënt de verzekeringsrechtelijke consequenties (geen recht op vergoeding) dragen.

        Meer informatie


        1 Zie paragraaf 3e. Aanvragen machtiging uit de Gedragscode verwerking persoonsgegevens zorgverzekeraars

      3. Mag ik medische informatie over een patiënt verstrekken aan een apotheker? 

        Casus

        In het reguliere overleg met de apothekers binnen onze huisartsengroep hebben we gesproken over het (elektronisch) delen van medische informatie over patiënten. De algemene opvatting is dat het delen van deze informatie de zorg voor de patiënten ten goede kan komen. Sommige collegae zeiden echter dat ons beroepsgeheim dit verbiedt. Hoe zit dit precies?

        Advies

        U mag aan een apotheker medische informatie over een patiënt verstrekken. Daarbij moet u zich beperken tot de informatie die de apotheker nodig heeft om zijn werkzaamheden voor de patiënt goed te kunnen verrichten. U mag geen informatie aan de apotheker verstrekken als de patiënt hiertegen bezwaar heeft gemaakt.

        Toelichting

        Om goede (farmaceutische) zorg te kunnen verlenen, is het belangrijk dat de apotheker en de huisarts beschikken over de juiste medicatiegegevens van patiënten. In dat kader kunnen zij gegevens uitwisselen. Een apotheker heeft bijvoorbeeld vaak relevante medische gegevens van een patiënt nodig om een medicijn zorgvuldig te kunnen afleveren. U mag dan de informatie verstrekken die noodzakelijk is voor de betreffende werkzaamheden.

        Om deze informatie uit te wisselen, heeft u geen expliciete toestemming van de patiënt nodig. U mag deze toestemming in beginsel veronderstellen. De patiënt moet er dan wel van op de hoogte zijn dat zijn gegevens kunnen worden gedeeld en dat hij hiertegen bezwaar kan maken. Dit kan bijvoorbeeld via een (online) privacystatement of een patiëntenfolder, waarop u de patiënt vooraf heeft gewezen. Als een patiënt bezwaar heeft gemaakt tegen de gegevensuitwisseling, dan mag u geen informatie aan de apotheker verstrekken.

        Soms vraagt een apotheker toegang tot het volledige medische dossier van een patiënt. Hiervoor is gerichte, expliciete toestemming van de betreffende patiënt nodig.

        Elektronische gegevensuitwisseling

        De gegevensuitwisseling tussen apotheker en huisarts gebeurt veelal elektronisch. In het algemeen geldt dat voor de elektronische uitwisseling van medische gegevens tussen zorgverleners de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt vereist is. Dit geldt niet voor zogenaamd ‘push-verkeer’. Bij 'push-verkeer' stuurt de verzender, ook wel de brondossierhouder zoals een huisarts, gericht bepaalde gegevens naar één of enkele ontvangers van wie vaststaat dat ze een behandelrelatie hebben met de betrokken patiënt. Te denken valt aan recept- en afleverberichten en terugkoppelingen van behandelresultaten. Zie voor meer informatie de Gedragscode Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg.

        Laboratoriumuitslagen

        Een apotheker kan laboratoriumuitslagen nodig hebben voor een goede aflevering van een geneesmiddel. Als hij deze laboratoriumuitslagen elektronisch wil opvragen, dan heeft hij de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt nodig.1 Een uitzondering hierop zijn afwijkende nierfunctiewaarden. Voorschrijvers zijn verplicht om afwijkende nierfunctiewaarden actief door te geven aan de apotheker.2 Hiervoor is geen toestemming van de patiënt vereist.


        1 Artikel 66a, lid 1 Geneesmiddelenwet. 

        2 Artikel 6.10 Regeling Geneesmiddelenwet. 

        Zie ook

        Zie voor het verstrekken van laboratoriumuitslagen en de reden van voorschrijven op recept ook het webdossier Reden voorschrijven recept.

      4. Mag ik het medisch dossier van een overleden kind aan politie of justitie verstrekken? 

        Casus

        De politie heeft mij als huisarts gevraagd om het volledige medisch dossier van een overleden baby te overleggen. Er is sprake van een shaken-babysyndroom, waarvan de moeder wordt verdacht. Er zijn geen andere kinderen in het gezin.   

        De ouders hebben toestemming gegeven om informatie uit te wisselen en in het dossier staat in mijn ogen weinig belastende informatie over de moeder. Mag ik – nu er in het verzoek staat dat het een vordering betreft – het volledige medisch dossier verstrekken aan de politie?

        Advies

        U mag in beginsel geen informatie over een overleden patiënt aan de politie verstrekken. De toestemming van de ouders om informatie te verstrekken is juridisch gezien niet doorslaggevend. Wel kunt u zich tegenover justitie bereid verklaren om de gevraagde informatie beschikbaar te stellen aan een forensisch arts of aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De forensisch arts of het NFI kan vervolgens beoordelen of, en zo ja welke informatie aan het Openbaar Ministerie moet worden verstrekt.

        Toelichting

        Artsen kunnen vanwege hun beroepsgeheim een beroep doen op het verschoningsrecht. Dat betekent dat een arts het recht heeft om vragen van politie of justitie niet te beantwoorden, als hij daardoor zijn beroepsgeheim zou schenden.

        Een arts mag wel (informatie uit) het medisch dossier aan politie of justitie verstrekken als de patiënt (of diens vertegenwoordiger) hem daarvoor toestemming heeft gegeven. De toestemming van ouders is juridisch gezien niet doorslaggevend. Ook als de ouders van een overleden baby toestemming geven voor de verstrekking van gegevens aan politie of justitie, mag de arts met een beroep op zijn verschoningsrecht besluiten om de gevraagde gegevens niet te verstrekken.1

        Een arts kan overwegen om zijn beroepsgeheim te doorbreken als er sprake is van een conflict van plichten. Dit mag alleen als dat echt noodzakelijk is, bijvoorbeeld om andere kinderen in het gezin te beschermen.

        Vordering

        Weigert een arts op grond van zijn beroepsgeheim om informatie te verstrekken aan de politie? Dan kan de officier van justitie (een afschrift van) het medisch dossier van het kind opeisen of – zoals dat juridisch heet – vorderen. De rechtspraak bevestigt dat slechts in ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ het belang van de waarheidsvinding voorrang heeft op het verschoningsrecht van artsen. De rechter (Hoge Raad) heeft ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’ tot nu toe slechts aangenomen in een beperkt aantal situaties. Bijvoorbeeld wanneer de arts zelf werd verdacht van een strafbaar feit.

        Een arts is niet verplicht om een vordering van de officier van justitie te honoreren en mag zich ook in dat geval beroepen op zijn verschoningsrecht. De KNMG raadt artsen af om zelf af te wegen of er sprake is van ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’. Die afweging kan beter door de rechter worden gemaakt, omdat die over meer informatie beschikt die voor de afweging relevant kan zijn.

        De arts kan met justitie wel overeenkomen om het volledige medisch dossier voor te leggen aan een forensisch arts of het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). De forensisch arts of het NFI kan dan beoordelen of, en zo ja welke medische gegevens uit het dossier aan het Openbaar Ministerie kunnen en moeten worden verstrekt.

        Meer informatie


        1 HR 26 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5979 (r.o. 2.6.3 t/m 2.6.5).  

      lees meer

      Delen via

      Terug naar boven
      Uw browser wordt niet ondersteund. Sommige functies van deze site werken mogelijk niet correct. Wij adviseren u een andere browser te gebruiken.
      Cookie instellingen aanpassen

      Deze pagina maakt gebruik van cookies voor optimale werking van de website en kwaliteitsverbetering door geanonimiseerde analyse van het gebruik. Door verder gebruik te maken van deze website gaat u hiermee akkoord. Voor meer informatie over cookies zie onze cookieverklaring. disclaimer